3 niet te missen expo’s
Wat doe je als je een paar vrije dagen hebt en je niet thuis wilt blijven of in de kou wilt rondlopen? Dan ga je naar een museum, natuurlijk. Of beter nog: drie musea. Hieronder lees je mijn verslag van Richard Long in Museum M, het Kunstuur in Mechelen en David Hockney in Bozar.
1. Richard Long in Museum M in Leuven
Richard Long (76) is een Britse kunstenaar die bekendstaat om zijn land art, een kunstvorm die het landschap gebruikt om een nieuwe beleving van de ruimte te creëren. In het geval van Richard Long gebeurt dat op twee manieren:
Enerzijds reist hij naar afgelegen gebieden om er wandelingen te maken en sporen achter te laten met de natuurelementen die hij tegenkomt. Zo ordent hij takken, verlegt hij stenen of maakt hij lijnen met voetafdrukken. Na verloop van tijd verdwijnen die interventies ook weer op natuurlijke wijze; alleen de foto die hij ervan maakt, blijft achter.
Anderzijds brengt hij de natuur in het museum en maakt hij installaties met natuurlijke materialen. Op de grond vormt hij bijvoorbeeld geografische figuren met vulkanisch gesteente en drijfhout. Op de muren tekent hij met modder. Dat doet hij met de hand, zodat je zijn bewegingen goed ziet en de zwaartekracht mee het resultaat bepaalt door spatten en druipende lijnen achter te laten.
In de expo zie je zowel foto’s van de wandelingen als installaties die hij in Museum M heeft gemaakt. Die laatste vond ik het interessants, vooral de modderwerken. Hands of Clay Circle lijkt wel een gigantische zon en Gravity Line een donker bos van kletterende regen.
Maar ook van de cirkels en ovalen met stenen gaat een grote kracht uit: de geordende ruwheid sprak me meteen aan. Rhine Driftwood Line vergde wat meer tijd om te appreciëren. Als je er snel naar kijkt, denk je: A ja, drijfhout. Maar als je de tijd neemt om goed te kijken, zie je dat alle stukken hout netjes geordend zijn en samen patronen, lijnen en stromen vormen. Ze bootsen als het ware het water na waaruit ze komen.
De expo is niet zo groot, maar zeker de moeite om te bezoeken. De conceptuele insteek van Richard Long – dat een wandeling de basis kan vormen voor een artistiek werk en zelfs een heel oeuvre – sprak me als fervente wandelaar en natuurliefhebber heel erg aan. Zijn werken spoorden me aan om aandachtig te kijken en de tijd te nemen. In die zin was het ook een slow art belevenis.
De expo van Richard Long is nog te zien tot 20 maart 2022. Plan nu je bezoek. Zoals steeds is de gratis audiogids een meerwaarde. We hebben deze expo gratis bezocht met de Museumpas. Dat is een aanrader als je graag geregeld een expo wilt proberen.
2. Het Kunstuur in Mechelen
Op aanraden van verschillende familieleden brachten we een bezoek aan Het Kunstuur in Mechelen. Dit wisten we op voorhand: Het Kunstuur toont in één uur tijd een aantal Belgische topwerken uit de periode 1850-1950. Bij elk schilderij wordt een verhaal verteld door een bekende of minder bekende Vlaming.
Wat we niet wisten – of beter gezegd: niet goed hadden gelezen – is dat je zeker op tijd moet komen, want ze hanteren een zeer strak schema. Wij waren te laat en misten helaas de uitleg over de eerste twee schilderijen. Je krijgt de verhalen namelijk te horen via een koptelefoon, maar je kunt die – op het volume na – niet zelf bedienen.
De werken – dertig in totaal – zijn verspreid over drie kamers waar je telkens twintig minuten mag blijven. Als je een ruimte binnenkomt, lichten de werken kort op om je een idee te geven wat je te zien zult krijgen. Dan wordt alles donker en wordt één werk uitgelicht. In de twee eerste kamers heeft elk werk zijn eigen verteller, in de laatste ruimte geeft Jan Decleir alle uitleg. Zover het concept.
Wat hebben we nu precies gezien? Wat me bijblijft uit de eerste kamer is Stijn Meuris over Vrouw bij het venster op een feestdag (1935) van Gustave De Smet, Maaike Cafmeyer over Communicanten (1893) van Emile Claus, Fatma Taspinar over Moederschap (1924) van Constant Permeke en vooral Guido Belcanto over De gevallen ster (1874) van Jan Van Beers. In de tweede kamer hoorden we onder andere Wim Lybaert, Lia Van Beckhoven, Lucas Van den Eynde en Rudy Vranckx. De werken die me het meeste raakten, waren Lichtweerkaatsing op de Theems (1918) en De gouden zon (1922) van Emile Claus. Van de derde kamer onthoud ik vooral de werken van Léon Frédéric, Léon Navez, Theo Van Rysselberghe en Paul Delvaux. En dan heb ik nog niet vermeld dat er ook werken van Ensor, Van de Woestyne en Magritte te zien zijn! Echt wel topkunst dus.
Wat vond ik ervan? Mijn algemene indruk is dat het voornamelijk klassieke, figuratieve werken waren, zoals pastorale landschappen en moeders met kinderen (onder andere van Gustave van de Woestyne, Constant Permeke en Léon De Smet). Daarmee lijkt het een soort verheerlijking van een vervlogen Vlaanderen. Bovendien krijg je maar weinig tijd om naar de kunstwerken te kijken: ongeveer twee minuten per werk. Voor je naar de volgende zaal gaat, lichten alle werken even op, maar dat is net lang genoeg om één werk nader te bekijken.
Dat gezegd zijnde biedt de expo een mooie eerste kennismaking met dertig kunstwerken. Door de uitleg van de verteller zie je vaak details die je anders waren ontgaan. Dat was bijvoorbeeld het geval met De stad bij dageraad (1940) van Paul Delvaux. Ik leerde ook nieuwe kunstenaars en kunstwerken kennen: vooral de werken van de Walen Léon Frédéric en Léon Navez bevielen me. Maar mijn favoriet was het portret van Emile Verhaeren uit 1892 door Theo Van Rysselberghe. Die blik! Daar had ik graag nog wat langer naar gekeken. De vraag is of ik de werken ooit nog zal zien, aangezien ze vooral uit privécollecties komen …
Tot slot nog lof voor de belichting en de muziek. Die maken er een unieke belevenis van. In zijn totaliteit is Het Kunstuur dan ook een heel geslaagde manier om vergeten kunst op een meeslepende manier in de kijker te zetten. Ik ga zeker naar editie vier!
Het Kunstuur editie drie loopt nog tot 30 april 2022. Plan nu je bezoek.
Lees je graag meer over kunst? In een vorig leven schreef ik artikels voor Davidsfonds Cultuurmagazine en zo sprak ik in 2013 onder meer wijlen Willy Van den Bussche over Permeke. Lees het stuk nu.
3. David Hockney in Bozar in Brussel
David Hockney (84) is een Britse kunstenaar en een van de bekendste vertegenwoordigers van de popart, de kunstvorm die elementen uit de populaire cultuur introduceerde in de schone kunsten. Je kent Hockney waarschijnlijk van zijn zwembadschilderijen, zoals A Bigger Splash (1967) en Portrait of an Artist (Pool with Two Figures) (1972), dat in 2018 voor 90 miljoen dollar werd geveild. Oud en nieuw werk van de kunstenaar is nu te zien in een grote dubbeltentoonstelling in Bozar.
In Werken uit de Tate Collectie, 1954-2017 zie je een selectie van werken uit Hockneys volledige carrière, met iconische beelden uit de Londense ‘swinging sixties’ en beroemde portretten uit Zuid-Californië. Vooral die portretten spraken me enorm aan. Het meest in het oog springend zijn de bijna levensgrote dubbelportretten: George Lawson and Wayne Sleep (1972-5), Mr and Mrs Clark and Percy (1970-1) en My parents (1977). In een filmpje op de site van Bozar worden de twee laatste werken kort toegelicht door curator Helen Little. Bij Mr and Mrs Clark and Percy wijst ze bijvoorbeeld op de witte lelies – symbool van de dood – waarmee Hockney alludeert op het feit dat het huwelijk gedoemd is om te mislukken. Het is jammer dat je die info niet meekrijgt tijdens je bezoek, bijvoorbeeld in een audiogids. De uitleg in de expo blijft beperkt tot algemene infoborden per kamer.
Wat mij vooral aansprak in de expo is de exploderende kleurenpracht van Hockneys werk. Toch was ik ook geraakt door een aantal van zijn zwart-wittekeningen. Met enkele fijne lijnen kan hij krachtige beelden creëren. Deze werken blijven me bij: Connoisseur (1969) en Illustrations for Fourteen Poems from C.P. Cavafy, een reeks etsen die hij in Beirut maakte als hommage aan de Griekse dichter Constantine P. Cavafy. In een filmpje op de website van Bozar benadrukt Rinus Van de Velde dat Hockney niet alleen een grootmeester van de kleur is, maar dat hij ook heel straf is in zwart-wittekeningen.
Het tweede deel van expo bestaat uit afdrukken van tekeningen die Hockney op de iPad maakte: De komst van de lente, Normandië, 2020. Zoals de titel al aangeeft, zat hij tijdens de eerste lockdown in Normandië en legde hij tot in het kleinste detail de natuur vast die volop openbrak. Ik was niet echt onder de indruk van de iPad-tekeningen, omdat ze nogal vlak zijn. Maar er waren zeker een paar uitzonderingen die iets weg hadden van pointillistische schilderijen. No. 82, 5th March 2020 toont bijvoorbeeld een boom met een prachtig wolkendek erachter. Er zit structuur in de lucht en er breekt een heldere roze gloed door die veel van zijn ‘gewone’ schilderijen typeert. Een van de werken – Cherry tree 4th May 2020 – wordt ook geanimeerd met een effect alsof het regent. Een beetje een gimmick, maar het is wel knap dat een oude schilder nieuwe media blijft uitproberen.
De overzichtstentoonstelling van David Hockney is nog te zien tot 23 januari 2022. Plan nu je bezoek. Ook deze expo konden we gratis bezoeken met de Museumpas. Een aanrader!